- Home
- Over het Merghelynck Museum
- Kamers in het huis
Kamers in het huis
Sierlijke gevel
De sierlijke gevel is in een overgangsstijl rococo-neoclassicisme. Het smeedijzeren balkon is authentiek. Dit beschermde monument werd gebouwd met gele baksteen op een sokkel van Atrechtse zandsteen. Opvallend is dat de verbindingen in het metselwerk nagenoeg onzichtbaar zijn. De mortel werd in een gleuf aan de binnenkant van de bakstenen aangebracht zodat de stenen zeer nauw aaneensluiten. De gevel is als het ware uit grote vlakken opgebouwd. Deze techniek is typisch voor de achttiende-eeuwse 'hotels' in onze streek.
Courd'honneur
De met kasseien geplaveide cour d'honneur sluit aan op het portaal. De oeils-de-boeuf (ovale venstertjes) en de siervazen boven de staldeuren verzachten het strenge karakter van het symmetrische binnenplein. Centraal staat een replica van de zogenaamde Rubensvaas: Rubens ontwierp deze vaas voor de Kapellekerk in Brussel, Arthur Merghelynck kocht ze in 1893. Na de oorlog werd een replica geplaatst.
Ontvangstruimte
De ontvangstruimte is vooral gewijd aan de geschiedenis van het museum, met onder meer het merkwaardige reglement daterend uit 1898 en voorzien van Merghelyncks mooie handtekening. Opvallend is hoe inwoners van de stad het museum alleen mochten bezoeken mits de uitdrukkelijke toestemming van de eigenaar. 'Speelreizigers' (toeristen) daarentegen hebben deze toestemming niet nodig. Ze worden wel vriendelijk verzocht rijzwepen en wapens aan de deur achter te laten. Hoewel de toenmalige elite zich uitsluitend in het Frans uitdrukte, is dit reglement tweetalig.
Eetkamer
Vóór de Eerste Wereldoorlog stond de eetkamer eivol maar enkel de kroonluchter bleef bewaard. Nu staat er zelfs geen tafel meer. Echt uitzonderlijk is dat niet: vaak aten de mensen aan kleine ronde tafels die na de maaltijd werden weggeborgen. Dat het hier om een eetkamer gaat, bewijst het snijwerk boven de deuren dat verwijst naar de landbouw, de tuinbouw en de veeteelt. In het midden van de eetkamer staat de jardinière, een hoge plantenbak, strategisch onder de luchter om afdruppend kaarsvet op te vangen. Het fraaiste stuk in deze ruimte is de staande klok met inlegwerk omstreeks 1800 gemaakt in Newport, Wales.
Muzieksalon
In het muzieksalon trekt de mooie harp alle aandacht: een echte 'Cousineau'. Cousineau was luthier de la reine (meester-instrumentenmaker) van MarieAntoinette. Voor de open haard staan twee Lodewijk XVI -canapés: een met een hoge en een met een lage rug. De laatste was speciaal bedacht om dames met hoge pruiken meer bewegingsvrijheid te gunnen.
Keuken
Het standenverschil wordt al duidelijk bij de smalle keukendeuren: dienstmeisjes droegen immers geen hoepelrokken. Behalve enkele afbeeldingen van populaire heiligen en wat Hollandse faiencetegeltjes is de decoratie in de keuken heel sober. Een gootsteen is er niet. Het gaat hier namelijk om een 'droge' keuken, waar het voedsel werd bereid op de open haard of op de acht houtskoolvuurtjes. In de aansluitende 'natte' keuken stond de pomp en werd er gewassen.
Trap
Absolute blikvanger op de trap is het schilderij De IJdelheid van de Rijkdom. Dit schilderij zou in 1637 bij het atelier van Rubens besteld zijn door de beroemde Ieperse bisschop Jansenius (1585-1638). De kostbare kledij, juwelen en gouden voorwerpen verwijzen naar de rijkdom. De aap, de papegaai en de glazen bol verbeelden de ijdelheid. De zeepbellen herinneren aan de vergankelijkheid. Centraal staat een bloemenvaas. Nu zijn bloemen van oudsher een vanitassymbool, maar opvallend is hier de glansrol die gevlamde tulpen hebben gekregen. Wellicht heeft dat alles te maken met de tulpengekte die Amsterdam teisterde in 1637, het jaar waarin dit schilderij werd besteld.
Slaapkamer van mevrouw
De slaapkamer van mevrouw is afgesloten met een dubbele deur om de warmte van het haardvuur in de kamer te houden. Het was niet ongebruikelijk om een bed met baldakijn nog eens in een alkoof te plaatsen voor meer warmte en intimiteit. Naar hedendaagse normen is het bed vrij kort. De mensen waren toen gemiddeld kleiner en ze sliepen bovendien halfzittend. Het kersenhouten nachtkastje in de alkoof heet een 'stilletje'. Als je het deksel openschuift, verandert het meubel in een toilet met een prachtige porseleinen pot. In de kasten wordt het grootste deel van de porseleincollectie uitgestald.
Rookkamer
De rookkamer heeft een muurbekleding in bruin fluweel. Die is slechts een tint donkerder dan de lambrisering en het hout van de meubels. Bruin was een modekleur in Parijs rond 1775. De verschillende kleurnuances hadden allerlei plastische namen zoals caca-dauphin of merde d'oie. Roken was zeer populair. Zoals de aardewerken pot met het opschrift Tabac de Virginie 1786 suggereert, werd er tabak uit de V.S.A. geïmporteerd. Maar ook rond leper werd er in de tweede helft van de 18de eeuw heel wat tabak gekweekt. Die werd gepruimd, gesnoven of gerookt in een pijp. Sigaren en sigaretten zouden pas doorbreken in de 19de eeuw.
Privésalon
In de privé-salon kon de familie gezellig samen zijn. De muren zijn bekleed met authentieke toile de Jouy ontworpen door kunstschilder Jean-Baptiste Huet.
In de dinette of kleine eetzaal gebruikten de vroegere bewoners er kleine maaltijden. In de vitrine liggen allerlei kleinoden uitgestald: punchlepels, strooilepels of de 'geboortelepel' van Trintje Dirks Verwerda, geboren op 7 oktober 1772. Verder enkele snuifdoosjes waaronder één in zilver en parelmoer, een meesterwerk gemaakt ca 1750 door de Gentse zilversmid Gyselinck met gravures van Norhert Heylbrouck. Het ronde doosje in filigreinwerk is een mouchesdoosje. De mouches waren kleine stukjes papier die oorspronkelijk bedoeld waren om pokkenlittekens te maskeren, maar in de 18de eeuw zowel door mannen als door vrouwen werden opgeplakt als schoonheidsvlekjes.
Vóór het mouchesdoosje ligt de halsband van de hond van de familie Carton.
Slaapkamer van mijnheer
Een diep donkerrode kleur domineert de slaapkamer van mijnheer. Ook hier staat de alkoof centraal, afgescheiden door een grote deur. Links en rechts ervan zijn er kleine cabinets de toilette voorzien. In de alkoof staat een Lodewijk XVI-bed in beukenhout. Het is een bed op wieltjes afkomstig uit het kasteel van Penthièvre. De laatste hertog van Penthièvre ( 1725-1793) en dus de eigenaar van dit bed, was een kleinzoon van de zonnekoning Lodewijk XIV.
Cabinet de toilette
In het cabinet de toilette links van de alkoof, staat de chaise percée: een eenvoudig model in hout met een bidetschaal in aardewerk. Het plaatsen van de doorboorde stoel in een 'apart' cabinet de toilette is een nieuw gebruik in de 18de eeuw. Daarvoor stonden de stoelen gewoon in de kamer, achter een gordijn. Naast de chaise percée staat de autoclystère of clysopompe. Deze klisteerspuit werd gebruikt bij constipatie, een veelvoorkomende kwaal bij de 18de-eeuwse elite die overvloedig tafelde en nauwelijks beweging had. De buis werd met olie en warm water gevuld. Door op de pin te zitten en te pompen kon men zichzelf bedienen. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat het cabinet de toilette soms chambre de misère of miseriekamer werd genoemd. Via de andere deur van dit kleine cabinet de toilette komen we weer op de overloop.